Join This Site

Diana is een van de twaalf olympische goden en godinnen van de Olympus. Zij is de maagdelijke jageres van de Grieken en tevens de strenge en atletische personificatie van de kuisheid.


Hoewel Renoir vooral impressionistische scenes schilderde, is er toch ook een Diana van zijn hand bekend. Hij beeldt haar af als jageres, zij het niet geheel op klassieke wijze. In plaats van de hond of het hert dat haar begeleid, heeft Renoir een hert afgebeeld dat door haar is gedood.

normaa1 laat horen: droef geklaag, dat die vertrouwde bergen
vervult. Voorover, op zijn knieën richt hij nu zijn kop,
zoals een smekeling zijn handen, woordeloos ten hemel.
En als zo vaak hitsen zijn makkers, zich van niets bewust,
die prooibeluste meute op. Zij kijken of Actaeon
eraan komt, roepen steeds ‘Actaeon!’ - hij, die zo dichtbij is,
zijn kop knikt heftig bij die naam! - en vinden het maar jammer
dat hij zo laat is en dit jachttaf’reel hem nu ontgaat.
Hij zou graag weg zijn, maar hij ís er; graag zou hij ook toezien,
niet voelen, hoe zijn honden wreed tekeergaan met hun vangst.
Zij dringen om hem heen, een en al bek rukt aan dat lichaam
dat van hun meester is, in de vermomming van een hert.
Pas toen zijn levensgeest uit al die wonden was verdwenen,
bekoelde ook de wrok van de jageres Diana, zag men.

Hij vlucht. Juist daar waar hij zo vaak gejaagd had in hun spoor,
vlucht hij nu weg voor eigen trouwe helpers. Hij wil roepen:
'Ik ben Actaeon! Jullie meester! Kijk dan wie ik ben!' -
't is smeken zonder klanken en de lucht weergalmt van blaffen.
Zwarthaar bijt hem de eerste wonden in de rug, daarna
slaat Killer toe, Bergloper zet zijn tanden in zijn schouder.
Niet dat dit drieta1 sneller was, maar door het bergterrein
had het de kortste weg genomen; toen het hem daar vasthield,
kwam ook de rest, de kaken vielen op hun meester aan.
A1 gauw is er geen plek meer om te bijten; kreunend stoot hij
geluiden uit níet van een mens en ook niet wat een hert





















en Rover - zwarte kop met in het midden heel opvallend
een witte nop - en Neger; Ruighaar met zijn krullig lijf,
daarna twee telgen van Spartaanse moeder en een vader
uit Kreta: Quick en Wittand; Blaffer met zijn schel geluid,
enfin, te veel om op te noemen... Heel die meute vloog dus
belust op prooi van rots naar rots, langs ongenaakbaar steen,
langs al wat niet of nauw’lijks pad was, in hun meesters richting.

Wat moet hij doen? Naar het paleis gaan? Zich verbergen in

het bos? Hij schaamt zich voor het eerste, huivert voor het tweede
en aarzelt..., tot zijn honden hem ontdekken! Zwartpoot eerst,
díe en de slimme Speurder sloegen aan met schrille blaftoon
- Speurder, een hond uit Knossos; Zwartpoot van Spartaanse stam -
en toen stoof heel die meute aan, suizender dan een windvlaag:
Slokop en Klimmer en Gazelle, drie Arcadiërs;
Deerhunter, sterke hond; de woeste Jager, Windhoos naast hem;
Vlieger, vervaarlijk om zijn snelheid, Snuffel om zijn neus;
Bossaart, nog onlangs door een woedend everzwijn verwond;
Tarzan, die afstamt van een wolf, en Herder, die de schapen
bijeenhoudt, daarna ook Harpij, haar beide jongen naast zich
en Windhond, slank van achterschoft, een Sicyonisch ras,
Snelvoet en Vlek en Bas; vlak na hen Tijgerin en Bokser,
en Blankert met een witte, Roethond met een zwarte vacht;
Spartaan, de allersterkste; Wervel, een uitstekend renner,
en Rappaart, en de snelle Wolfshond met haar broer uit Cyprus,

En zie: terwijl Diana zich daar baadt en laat bespoelen,

dwaalt Cadmus’ kleinzoon, nu de jachtarbeid is stilgelegd,
zonder een doel te hebben door het onbekende bos
en komt bij die gewijde plek. Zo leidde hem het toeval ...
Nauw’lijks bevond hij zich binnen de druppende gewelven
of al die nimfen - en ze waren naakt! - zagen de man
en maakten luid misbaar, het hele bos werd opgeschrikt door
hun plots gegil, terwijl zij met z'n allen snel een kring
ter dekking rond Diana vormden. De godin was echter
langer, zij stak met hoofd en schouders boven allen uit.
Een kleur - zoals je ziet bij wolken die door kaatsend zonlicht
beschenen worden, of als van Aurora's purpergloed -
trok langs Diana's wangen, toen ze naakt door hem gezien werd.
Hoewel zij dicht omstuwd werd door haar nimfenschare, hield
zij zich toch afgewend van hem' maar keek over haar schouder
wel naar hem om... Het liefst had zij haar boog ter hand gehad;
nu greep ze wat ze wél had: water, smeet dat midden in zijn
mannengezicht, plensde zijn haar nat met een douche van wraak
en voegde woorden toe, die op een naderend onheil duidden:
'Nu mag je rondvertellen dat je mij geheel ontkleed
gezien hebt, áls je nog vertellen kunt!' - Zij dreigt niet verder,
maar siert zijn natte voorhoofd met een levensgroot gewei,
geeft hem een hertenek en maakt de ooruiteinden puntig,
vormt hoeven van zijn handen, slanke poten van wat eerst
zijn armen waren en omkleedt hem met een vacht vol spikkels.
En dan komt ook zijn schichtigheid: met sprongen schiet hij weg,
de held uit Thebe, zelf verbaasd zo snel te kunnen rennen.
En als hij dan zijn kop in 't water ziet, met dat gewei,
wil hij gaan roepen: 'Help mij toch!' - helaas, hij heeft geen stem meer;
een droef geblaat, dat is zijn stem; zijn tranen stromen langs
een vreemd gelaat. Alleen zijn hart en ziel zijn nog als vroeger.

Ovidius beschrijft in zijn Metamorfosen hoe de jonge prins Actaeon tijdens de jacht in het bos Diana naakt zag baden. De godin veranderde hem als straf in een hert. Hij werd door zijn eigen honden aangevallen en verscheurd.

Op deze tekening zien we Diana badend op de achtergrond. Op de voorgrond is Actaeon te zien: zijn hoofd is al in dat van een hert veranderd. Hij wordt omringd door zijn honden die nu nog rustig zijn, maar hem dadelijk zullen aanvallen.

De mooie, voor eeuwig in slaap gevallen Endymion ligt op de achtergrond te slapen. Op de voorgrond verwelkomt hij knielend de maangodin, terwijl Diana's broer, de zonnegod, zojuist begint aan zijn reis door de hemel in zijn gouden wagen.


Vermeer heeft weinig figuren afgebeeld. Diana en twee van haar gezellinnen zitten op een steen en op de achtergrond staat een donker geklede nimf. De vierde nimf voert een ritueel aandoende voetwassing uit bij de godin. Door dit reinigingsmotief plaatst Vermeer Diana in een typologisch verband met Christus. Er is ook een parallel met de scène van Batseba's voetwassing die bijna tegelijkertijd door Rembrandt werd geschilderd.

0 comments:

Sponsored Ads